1 Samuel 26:6

SVToen antwoordde David, en sprak tot Achimelech, den Hethiet, en tot Abisai, den zoon van Zeruja, den broeder van Joab, zeggende: Wie zal met mij tot Saul in het leger afgaan? Toen zeide Abisai: Ik zal met u afgaan.
WLCוַיַּ֨עַן דָּוִ֜ד וַיֹּ֣אמֶר ׀ אֶל־אֲחִימֶ֣לֶךְ הַחִתִּ֗י וְאֶל־אֲבִישַׁ֨י בֶּן־צְרוּיָ֜ה אֲחִ֤י יֹואָב֙ לֵאמֹ֔ר מִֽי־יֵרֵ֥ד אִתִּ֛י אֶל־שָׁא֖וּל אֶל־הַֽמַּחֲנֶ֑ה וַיֹּ֣אמֶר אֲבִישַׁ֔י אֲנִ֖י אֵרֵ֥ד עִמָּֽךְ׃
Trans.wayya‘an dāwiḏ wayyō’mer| ’el-’ăḥîmeleḵə haḥitî wə’el-’ăḇîšay ben-ṣərûyâ ’ăḥî ywō’āḇ lē’mōr mî-yērēḏ ’itî ’el-šā’ûl ’el-hammaḥăneh wayyō’mer ’ăḇîšay ’ănî ’ērēḏ ‘immāḵə:

Algemeen

Zie ook: Abisai, Achimelech, David (koning), Hethieten, Joab, Saul (koning), Zeruja

Aantekeningen

Toen antwoordde David, en sprak tot Achimelech, den Hethiet, en tot Abisai, den zoon van Zeruja, den broeder van Joab, zeggende: Wie zal met mij tot Saul in het leger afgaan? Toen zeide Abisai: Ik zal met u afgaan.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַ

-

יַּ֨עַן

Toen antwoordde

דָּוִ֜ד

David

וַ

-

יֹּ֣אמֶר׀

en sprak

אֶל־

tot

אֲחִימֶ֣לֶךְ

Achimélech

הַ

-

חִתִּ֗י

den Hethiet

וְ

-

אֶל־

en tot

אֲבִישַׁ֨י

Abísai

בֶּן־

den zoon

צְרוּיָ֜ה

van Zerúja

אֲחִ֤י

den broeder

יוֹאָב֙

van Joab

לֵ

-

אמֹ֔ר

zeggende

מִֽי־

Wie

יֵרֵ֥ד

afgaan

אִתִּ֛י

zal met

אֶל־

mij tot

שָׁא֖וּל

Saul

אֶל־

in

הַֽ

-

מַּחֲנֶ֑ה

het leger

וַ

-

יֹּ֣אמֶר

Toen zeide

אֲבִישַׁ֔י

Abísai

אֲנִ֖י

Ik

אֵרֵ֥ד

afgaan

עִמָּֽךְ

zal met


Toen antwoordde David, en sprak tot Achimelech, den Hethiet, en tot Abisai, den zoon van Zeruja, den broeder van Joab, zeggende: Wie zal met mij tot Saul in het leger afgaan? Toen zeide Abisai: Ik zal met u afgaan.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!